Aquaductvariant voor Doarpsbelang de enige echte oplossing …

Werkgroep Structuurversterking van Doarpsbelang Oppenhuizen en Uitwellingerga houdt vast aan aquaductvariant.

We zijn in de uitwerking van de Startbeslissing iets over de helft van de Verkenningsfase. In deze fase zijn er drie varianten voor een nieuwe oeververbinding voorgelegd, t.w. een brug met een hoogte van 7.40 meter, een brug met een hoogte van 9.10 meter of een aquaduct.
Rijkswaterstaat heeft in het afgelopen halfjaar een bijeenkomst in ’t Harspit en vanwege het coronavirus een digitale bijeenkomst gehouden met het doel in oktober-november van dit jaar een keuze aan de minister te kunnen voorleggen.

In deze bijeenkomsten en het daarop volgende overleg met Rijkswaterstaat heeft de werkgroep Structuurversterking Oppenhuizen en Uitwellingerga aangegeven voorkeur te blijven houden voor een aquaductvariant. Ondanks dat een aquaduct een grotere investering vraagt, rechtvaardigt de werkgroep deze keuze, door argumenten aan te voeren, zoals: het bevorderen van de veiligheid op het water (beroeps- en recreatievaart), de inpassing in het landschap, het dorpsaanzicht, de gewenste gebiedsgerichte aanpak met verdere ontwikkeling c.q. herinrichting van het gebied door de koppeling van deelprojecten. Hierin zullen recreatievoorzieningen en bijvoorbeeld het tegengaan van de geluidsoverlast van de A7 hand in hand moeten gaan.

De enquêtes in 2018 en 2019 hebben duidelijk aangetoond dat de werkgroep zich in hun streven door de inwoners van Oppenhuizen en Uitwellingerga gesteund voelt.
Na het laatste overleg mede op verzoek van Rijkswaterstaat heeft de werkgroep in een overzicht de voor- en nadelen van de drie voorgestelde varianten nog eens naast elkaar gezet. Ook hierin komt een aquaduct als beste variant naar voren (Lees verder).

Of een aquaduct een grotere investering vereist, is nog maar de vraag als we behalve de aanlegkosten ook de exploitatie- en onderhoudskosten hierin meenemen. De aanleg van een aquaduct versus een brug zal een grotere financiële investering vragen. Echter, de werkgroep heeft Rijkswaterstaat gevraagd, naast de aanlegkosten een heldere, transparante voor alle betrokken partijen inzichtelijke uitwerking van de exploitatie- en onderhoudskosten op te stellen, waarbij rekening wordt gehouden met de levensduur van een brug dan wel aquaduct. Alleen op basis van deze zogenaamde life-cycle-costs/vision kan er een gedegen financiële afweging plaatsvinden.

De plannen van de werkgroep voor de gebiedgerichte aanpak zijn gepresenteerd aan de betrokken, verantwoordelijke wethouders van Súdwest-Fryslân. Een ambitieus plan, waarvoor zij waardering hebben uitgesproken. Tevens ligt er een verzoek om deze plannen aan de verantwoordelijke gedeputeerde(n) van de provincie voor te leggen en toe te lichten.
De werkgroep voert in augustus – september ook nog gesprekken met een vertegenwoordiging van het bedrijventerrein Brêgefinne en andere direct betrokkenen.