In deze rubriek worden de gepubliceerde nieuwsitems in chronologische volgorde getoond.
Heeft u een actuele wetenswaardigheid die voor alle bewoners van de Grachten interessant is, dan kunt u dat via het contactformulier kenbaar maken.
Het bestuur zal dit dan zo snel mogelijk op pakken …


Beroepschrift tegen de voorbereidingsbesluiten inzake drie proefboringen en ingebruikname van drie putten door Vermillion.

Maandag 18 mei 2025 hebben De Coöperatieve Vereniging de Grachten, Doarpsbelang Top & Twel en de Ondernemersvereniging Top & Twel een beroepschrift ingediend bij de rechtbank in Leeuwarden tegen de besluiten van de Minister van Klimaat en Groene groei tot het verlenen van de Omgevingsvergunningen d.d. 24 april 2025.
Het betreft dus nog niet het te nemen besluit over het Winningsplan.

Hierna volgt de integrale tekst van het beroepschrift:

BEROEPSCHRIFT TEGEN DE BESLUITEN VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI TOT HET VERLENEN VAN DE OMGEVINGSVERGUNNINGEN DD 24 APRIL 2025 MET KENMERKEN PDGGO-DTDO / V-55181 EN PDGGO-DTDO / V-55182


Rechtbank Noord Nederland, locatie Leeuwarden, ter attentie van de afdeling Bestuursrecht,
Zaailand 102, 8911 BN Leeuwarden

Oppenhuizen,16 mei 2025

Betreft: Beroep tegen de besluiten van de Minister van Klimaat en Groene groei tot het verlenen van
de omgevingsvergunningen dd. 24 april 2025 met kenmerken PDGGO-DTDO / V-55181 (Bijlage 1) en
PDGGO-DTDO / V-55182 (Bijlage 2)

Edelachtbaar college,


Dit beroepschrift wordt ingediend door:

  1. Vereniging Dorpsbelang Oppenhuizen-Uitwellingerga,
    Afkelânskedyk 3
    8606 JZ Sneek en
  2. Ondernemersvereniging Top & Twel
    Brêgefinne 2
    8624 TX Uitwellingerga en
  3. Coöperatie De Grachten Coöperatief U.A.
    Langebaen 17, 8624 TC Uitwellingerga

Correspondentie adres voor de drie verenigingen in deze zaak:

De Heer Th. Verboom
Leijepoel 2,
8625 HT Oppenhuizen

Op 23 april 2025 heeft de Minister van Klimaat en Groene Groei (“de Minister”) besloten aan Vermillion Energy B.V. (“Vermillion”) de hierboven genoemde vergunningen (“de Vergunningen”) tot het doen van drie diepboringen en de ingebruikname van drie nieuwe putten en productieverhoging in Oppenhuizen te verlenen.

In het kader van de voorbereiding van die besluiten hebben ondergetekenden op 5 maart 2025 hun
zienswijze (“Zienswijze”) met betrekking tot de voorgenomen besluiten kenbaar gemaakt (Bijlage 3 ).
In de Nota van antwoord zienswijzen ( de ”NvA”, Bijlage 4) heeft de Minister gereageerd op een aantal
van de door ondergetekenden in de Zienswijze ingenomen standpunten.
Omdat ondergetekenden zich niet kunnen verenigen met de besluiten (“de Besluiten”) om de
Vergunningen te verlenen tekenen zij hierbij beroep aan tegen die Besluiten. Voor wat betreft de
argumenten verwijzen zij naar hun in de Zienswijze ingenomen standpunten waaraan zij, tenzij uit het
hiernavolgende uitdrukkelijk van het tegendeel blijkt, onverkort vasthouden. De tekst van de Zienswijze moet worden geacht hier te zijn herhaald en ingelast. Ondergetekenden gaan er in het vervolg van dit beroepschrift van uit dat op alle punten in de Zienswijze waarop niet is gereageerd in de NvA overeenstemming bestaat tussen hen en de Minister.


Ter aanvulling merken ondergetekenden het volgende op;

  1. Ondergetekenden hebben gesteld dat de logische volgorde die een zorgvuldig handelend
    overheid in acht behoort te nemen bij het verlenen van de vergunningen in verband met de
    door Vermillion voorgenomen uitbreiding van de gaswinningsactiviteiten is dat pas nadat het
    nieuwe winningsplan definitief is geworden, vergunningen kunnen worden verleend voor welke
    uitvoeringsactiviteit dan ook. Dat wordt niet anders als de Minister, (die toch beschikt over een
    zeer ruime staf) niet in staat blijkt tijdig te reageren op een lang geleden ingediend concept-winningsplan. Door de onjuiste volgorde van vergunningverlening ontstaat een situatie waarin
    Vermillion zou kunnen stellen -misschien zelfs met de dreiging van rechterlijke tussenkomst dat het toch niet zo kan zijn dat nu er al zoveel kosten zijn gemaakt met de voorbereiding, het al
    eerder ingediende concept-winningsplan niet wordt geaccordeerd.
  2. Ondergetekenden hebben in de Zienswijze gesteld dat er “ tot dusverre in Nederland vrijwel
    geen mijnbouwactiviteiten hebben plaatsgevonden zonder dat er in meer of mindere mate
    schade is ontstaan”. Aan die stelling houden zij onverkort vast. Het standpunt van de Minister
    m.b.t. deze stelling wordt niet duidelijk uit zijn reactie in de NvA. De Minister ontkent niet met
    zoveel woorden de juistheid ervan maar stelt slechts dat er onderzoeken zijn die een ander
    beeld geven. Welke onderzoeken dat zijn en welk ander beeld daarin wordt gegeven wordt niet
    nader uiteengezet. De bottom line is dat de juistheid van deze stelling van ondergetekenden
    niet, althans niet behoorlijk, gemotiveerd wordt bestreden en dat daarom in deze procedure
    voorshands van de juistheid van die stelling kan worden uitgegaan. Dat betekent dat het eerder
    waarschijnlijk dan onaannemelijk is dat als gevolg van de gaswinningsactiviteiten in
    Oppenhuizen schade zal ontstaan voor de leden van de achterbannen van ondergetekenden.
  3. Eén van de belangrijkste bezwaren die ondergetekenden hebben tegen de uitbreiding van de
    gaswinning in Oppenhuizen is het ontbreken van de mogelijkheid van verhaal als er door de
    gaswinningsactiviteiten schade ontstaat voor de leden van hun achterbannen. De Minister
    wijst in dit verband op de mogelijkheid voor gedupeerden om zich te wenden tot de Commissie
    Mijnbouwschade. Maar wat er verder zij van deze commissie, zij hanteert een ander –
    beperkter- schadebegrip dan dat van artikel 6:95 BW. Het gaat niet aan dat de leden van de
    achterbannen van ondergetekenden opdraaien voor het verschil tussen de werkelijke schade
    en de schade zoals de Commissie Mijnbouwschade die berekent. Dat alles klemt nog meer als
    bedacht wordt dat het voordeel (het ontbreken van de verplichting om alle schade te voldoen)
    voor het overgrote deel (80 à 90 %) toekomt aan de stille partner van Vermillion bij het gas
    winnen in Oppenhuizen: de staat, althans een rechtspersoon waarvan de aandelen worden
    gehouden door de staat. Waar in het hierna volgende wordt gesproken over de staat als partner
    in de gaswinningsactiviteiten wordt steeds bedoeld de staat, althans een rechtspersoon
    waarvan de aandelen worden gehouden door de staat.
  4. Ondergetekenden hebben in de Zienswijze beschreven hoe een medewerker van Vermillion in
    een voorlichtingsavond over gaswinning in Woudsend, Vermilion als opdrachtnemer en de
    staat als opdrachtgever kwalificeerde. Of die kwalificatie juist is weten ondergetekenden niet,
    maar dat het zo is dat de staat in de samenwerking met Vermillion de belangrijkste partij is
    staat wel vast. Naar verluidt wordt voor elk gaswinningsproject een joint venture opgezet
    waarbij de staat het overgrote deel (80 à 90 %) van de resultaten van het betreffende project
    ontvangt. De economische werkelijkheid is daarom dat de staat met een groot financieel
    eigenbelang een vergunning aan zichzelf verleent zonder daarbij de belangen van de burgers –
    met name het belang dat zij de voor hen door de gaswinning ontstane schade geheel kunnen
    verhalen-behoorlijk in acht te nemen. Het gaat niet aan dat de Minister daarbij een -juridisch
    overigens niet houdbaar- beroep doet op de bepalingen van de Wabo. De staat is als senior
    partner in de joint venture met Vermillion eenvoudig in staat te bewerkstelligen dat als er
    schade ontstaat door de gaswinningsactiviteiten, die schade integraal (dus volgens het
    schadebegrip van artikel 6.95 BW) wordt vergoed. Met het verlenen van de Vergunningen op de
    wijze zoals dat nu gebeurt, gebruikt de staat zijn bevoegdheden als vergunningverlener om
    zichzelf als mijnbouwondernemer een onredelijk voordeel (winst maken zonder alle kosten te
    hebben) te bezorgen. Dat is onder meer in strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 Awb, 3:3
    Awb en 3:4 Awb.
  5. Dat punt dat de staat niet bereid is om mee te werken aan een oplossing die er toe leidt dat
    eventuele schade als gevolg van de gaswinningsactiviteiten integraal wordt vergoed, komt
    steeds terug in de NvA bij het behandelen van de punten uit de Zienswijze. Eén van de
    argumenten daarbij is dat het niet gebruikelijk zou zijn voor de staat om vooraf garanties te
    verlenen m.b.t. schade. Dat argument snijdt geen hout. De staat creëert een structuur waarbij
    een vrijwel lege vennootschap met een Canadese moeder als front optreedt voor de eigen
    ondernemingsactiviteiten en meent dan dat het geven van comfort aan potentieel
    gelaedeerden niet mogelijk is omdat het niet eerder is gedaan. Maar dat iets niet eerder is
    gedaan is geen reden om het anders te doen als daar goede aanleiding voor bestaat.
  6. De Minister stelt dat het niet mogelijk is om in een omgevingsvergunning civielrechtelijke
    schadevergoedingsregelingen op te nemen. Ondergetekenden zijn van mening dat als dat al
    onmogelijk zou zijn -zij betwisten dat- het in ieder geval mogelijk is om in de vergunningen te
    verwijzen naar civielrechtelijke overeenkomsten en de nakoming daarvan als voorwaarde in de
    vergunningen op te nemen. En zou zelfs dat niet mogelijk zijn, dan zou de staat de gevraagde
    garanties ook los van de vergunningen kunnen verstrekken. Een behoorlijke belangenafweging
    vereist dat er in ieder geval iets gebeurt.
  7. Bij de gaswinning in Oppenhuizen is de staat op de eerste plaats ondernemer en pas op de
    tweede plaats vergunningverlener. Ondergetekenden en hun achterbannen hebben vooral te
    maken met de staat als ondernemer, als senior partner in de joint venture met Vermillion. De
    kans is immers levensgroot dat als er schade ontstaat voor leden van de achterbannen van
    ondergetekenden Vermillion geen verhaal biedt of niet meer bestaat, in ieder geval niet in
    Nederland. Het is daarom niet onlogisch of onredelijk dat de staat dezelfde garanties geeft die
    van elke ondernemer in een dergelijke situatie worden verwacht. Dat is onder meer de
    achtergrond van de opmerkingen in de Zienswijze onder het hoofdje “Mogelijkheden veilig
    stellen schadeverhaal”. Eén van de mogelijkheden die daar besproken wordt is om de
    potentieel gelaedeerden ook het comfort te geven dat de adviseurs van de staat zich steeds
    realiseren dat hun adviezen heel belangrijk zijn voor de beslissing om al dan niet van start te
    gaan met de winningsactiviteiten. De ervaring leert dat het moeten afgeven van reliance letters
    adviseurs beduidend voorzichtiger maakt in de wijze waarop zij hun adviezen formuleren. Er is
    geen enkele reden dat de Minister niet aan zijn adviseurs (o.a. TNO, groot-leverancier van de
    staat) zou kunnen vragen dergelijke reliance letters af te geven.
  8. In de Zienswijze hebben ondergetekenden gewezen op de mogelijkheid om de gevraagde
    vergunningen slechts te verlenen op voorwaarde dat door Vermillion in overeenstemming met
    het bepaalde in artikel 46 van de Mijnbouwwet voldoende zekerheid wordt gesteld om in een
    worst case scenario een ieder die schade leidt als gevolg van de gaswinningsactiviteiten in
    Oppenhuizen schadeloos te stellen. In de NvA stelt de Minister ten onrechte dat de bepalingen
    van de Wabo dat zouden verhinderen. Er bestaat geen enkele belemmering voor de Minister
    om in casu van Vermillion de in artikel 46 Mijnbouwwet bedoelde zekerheid te vragen. In het
    licht van het feit dat de staat als senior partner in de samenwerking met Vermillion categorisch
    weigert aan potentieel door de gaswinningsactiviteiten gelaedeerden het comfort te geven dat
    al hun schade verhaalbaar zal blijven, is er zelfs alle aanleiding om van Vermilion, de gekozen
    frontman van de joint venture, wel/ook die zekerheid te vragen.

Op grond van het bovenstaande verzoeken ondergetekenden u de bestreden besluiten te vernietigen.

Tevens verzoeken zij u de Minister te gelasten de door hen gemaakte proceskosten te vergoeden.

Hoogachtend,

(Handtekeningenpagina niet opgenomen)

Zienswijze op aanvraag uitbreiding gasproductie c.a.

Hierna volgt de integrale inhoud van de ingediende zienswijze op de voorgenomen uitbreiding van de gaswinning c.a. in Oppenhuizen:
Voor eventuele vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met de voorzitter van onze vereniging.

Betreft: ZIENSWIJZE INZAKE DE ONTWERPBESLUITEN MET BETREKKING TOT DE GASWINNING IN OPPENHUIZEN MET ZAAKNUMMERS V-55181 EN V-55182

Geachte Minister,                                                                                                                      

Deze zienswijze wordt ingediend door:

  1. Vereniging Dorpsbelang Oppenhuizen-Uitwellingerga   (“Dorpsbelang”)
  2. Ondernemersvereniging Top en Twel     (“Ondernemersvereniging”)
  3. Coöperatie De Grachten coöperatief U.A.   (“de Grachten”)

hierna gezamenlijk ook te noemen “de Verenigingen”.

Twee voorgenomen besluiten

Deze zienswijze (“Zienswijze”) betreft zowel het ontwerpbesluit gepubliceerd in de Staatscourant van 30 januari 2025 nr. 4170 als dat gepubliceerd in de Staatscourant op 30 januari 2025 nr. 4210. Dat lijkt praktisch omdat de twee voorgenomen besluiten nauw met elkaar samenhangen. Teneinde elke mogelijke verwarring uit te sluiten wordt de Zienswijze twee maal toegezonden zodat  zij deel uitmaakt van beide dossiers.

De Verenigingen realiseren zich dat de voorgenomen besluiten niet inhouden dat met de uitbreiding van de gaswinningsactiviteiten kan worden gestart Daarvoor is de goedkeuring van het aangepaste winningsplan nodig. Tegelijkertijd is het zo dat de gevraagde omgevingsvergunningen de eerste stap zijn naar een situatie waarin substantieel meer gas gaat worden gewonnen. Die eerste stap en ook de vervolgstap van het goedkeuren van het winningsplan behoren niet te worden gezet zonder dat vaststaat dat de uitbreiding van de gaswinningsactiviteiten zoals Vermillion die wenst maatschappelijk en juridisch juist en verantwoord is. Dat dat inderdaad het geval is staat op dit moment allerminst vast en het is onjuist om op dit moment onomkeerbare activiteiten toe te staan die milieubelastend en zeer bezwaarlijk voor de omwonenden zijn en die geen enkel doel dienen als het winningsplan niet wordt goedgekeurd. De vergunningen behoren daarom niet, in ieder geval niet op dit moment, te worden verleend.

Hierna zullen de Verenigingen uiteenzetten waarom naar hun oordeel geen uitbreiding van de gaswinningsactiviteiten in Oppenhuizen dient plaats te vinden, in ieder geval niet zonder dat adequate maatregelen zijn getroffen om te bewerkstelligen dat de mogelijkheid van verhaal van eventuele schade als gevolg van de gaswinning is veilig gesteld.

De Verenigingen en hun achterbannen

De Verenigingen hebben achterbannen die gezamenlijk het overgrote deel van de bevolking en ondernemers van Oppenhuizen en Uitwellingerga uitmaken. De tekst van deze Zienswijze is vooraf niet in detail besproken met die achterbannen en het is mogelijk dat individuele bewoners en/of ondernemers uit Oppenhuizen en Uitwellingerga zelfstandig ook één of meer zienswijzen indienen. De Verenigingen hebben echter met grote regelmaat hun leden en andere betrokkenen geïnformeerd over de ontwikkelingen met betrekking tot de gaswinning in Oppenhuizen en de besturen van de Verenigingen hebben de overtuiging dat deze Zienswijze op de instemming kan rekenen van het overgrote deel van de bewoners en ondernemers van Oppenhuizen en Uitwellingerga.

De stuurgroep Gaswinning

De Verenigingen coördineren hun activiteiten met betrekking tot de gaswinning in Oppenhuizen in de Stuurgroep Gaswinning Oppenhuizen ( “de Stuurgroep”). De Stuurgroep heeft in de afgelopen jaren regelmatig overleg gevoerd met de bewoners en ondernemers in Oppenhuizen en Uitwellingerga, met vertegenwoordigers van de Gemeente Súdwest-Fryslân, met Vermillion Energy Netherlands B.V. ( “Vermillion”) en met andere partijen betrokken bij de gaswinning in Oppenhuizen en andere plaatsen in Friesland.

Schade

Door Vermillion is één en andermaal aan de Verenigingen verzekerd dat de kans dat door de gaswinningsactiviteiten in Oppenhuizen schade zal ontstaan verwaarloosbaar is. Vermillion beroept zich daarbij op eigen onderzoek en rapporten van derden. Het is de Verenigingen niet bekend of de rapporten waaraan Vermillion refereert de laatste wetenschappelijke inzichten representeren. Maar zelfs als dat het geval zou zijn, leert de geschiedenis dat de inzichten met betrekking tot de diepe ondergrond steeds veranderen en dat wat vandaag vaststaat morgen achterhaald kan zijn. De Verenigingen stellen vast dat is gebleken dat tot dusverre in Nederland vrijwel geen mijnbouwactiviteiten hebben plaats gevonden zonder dat er in meer of mindere mate schade is ontstaan en dat het derhalve juist is om ernstig rekening te houden met de mogelijkheid dat door de gaswinningsactiviteiten in Oppenhuizen schade zal ontstaan.

Stakeholders

Om te vermijden dat de opmerkingen in deze paragraaf leiden tot een debat over wie in bestuursrechtelijke zin belanghebbende is en wie niet, wordt in het opschrift van deze paragraaf het woord “stakeholders” gebruikt, een begrip dat in het Nederlandse recht intussen ruime erkenning heeft gevonden en dat mogelijk iets ruimer is dan het begrip “belanghebbende” in het bestuursrecht. Voor de goede orde merken de Verenigingen op dat naar hun oordeel een belanghebbende in bestuursrechtelijke zin vrijwel steeds een stakeholder zal zijn.

Dat gezegd zijnde constateren de Verenigingen dat de belangrijkste stakeholders bij het gaswinningsproject in Oppenhuizen zijn:

  1. de Staat der Nederlanden (“de Staat”),
  2. Vermillion,
  3. de achterbannen van de Verenigingen,
  4. de Gemeente Súdwest-Fryslân,
  5. de Provincie Fryslân en
  6. het Wetterskip Fryslân.

De Gemeente Súdwest-Fryslân, de Provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân hebben reeds hun zienswijzen met betrekking tot de voorgenomen gaswinningsactiviteiten gegeven. Naar het oordeel van de Verenigingen snijdt het gestelde in hun zienswijzen hout en kan er geen andere conclusie zijn dan dat de gevraagde vergunningen niet moeten worden verleend.

Hierna zal nader worden ingegaan op de positie van de twee eerstgenoemde stakeholders, de Staat en Vermillion.

De Staat

De Staat heeft in een aantal gedaanten van doen met de gaswinning in Oppenhuizen. De Staat is beleidsbepaler, vergunningverlener, toezichthouder (SodM) en last maar zeker niet least de grootste economisch belanghebbende. Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst in het kader van een ander gaswinningsproject in Friesland in Woudsend op 5 februari 2025 beschreef een medewerker van Vermillion de relatie tussen de Staat en Vermillion als die van een opdrachtgever (de Staat) en een opdrachtnemer (Vermillion). Een aanwezige hooggeplaatste ambtenaar van het Ministerie van Milieu en Groene Groei (“het Ministerie”) stond onmiddellijk op om dit beeld te corrigeren. Vermillion, zo zei hij, is de exploitant en de Staat is slechts de vergunningverlener. De Verenigingen kennen niet de afspraken die tussen de Staat en Vermillion zijn gemaakt en weten daarom niet of juridisch gezien de Staat slechts vergunningverlener is of inderdaad (ook) opdrachtgever of dat de relatie tussen de Staat en Vermilion juridisch nog anders moet worden gekwalificeerd. Maar als wordt gekeken naar het economisch belang, dan is de opdrachtgever/opdrachtnemer perceptie van de Vermillion medewerker een voor de hand liggende. De eerder genoemde hooggeplaatste ambtenaar zei desgevraagd dat ongeveer 70% van de inkomsten uit de gaswinning naar de Staat gaan.

Dat zo zijnde is de motivering die de Staat geeft om te rechtvaardigen dat ook in de komende decennia gaswinning in Nederland dient plaats te vinden op zijn minst onvolledig. Naast het geopolitieke argument dat Nederland op het punt van de gaswinning in ieder geval ten dele zelfvoorzienend dient te zijn, is er een heel groot budgettair belang. In het licht van het feit dat de gaswinning in Nederland niet zo groot is dat het extra gas dat bij het staken van de gaswinningsactiviteiten nodig zou zijn niet op de wereldmarkt te kopen valt (zeker als het alleen zou gaan om de gaswinningsactiviteiten op het vaste land) is de voor de hand liggende conclusie dat het budgettaire belang van de Staat bij de gaswinning leidend is. Naar het oordeel van de Verenigingen past dat niet bij een overheid die als belangrijke doelstelling heeft om in Nederland zo snel mogelijk van het gas te gaan. Door het verlenen van de gevraagde en andere vergunningen maakt de Staat het de facto onmogelijk om in de komende twintig tot dertig jaar te stoppen met de gaswinning in Nederland.

Maar wat daarvan zij, het kan niet zo zijn dat als de vergunningen verleend worden de voordelen voor het grootste deel aan de Staat en de nadelen aan de bewoners en ondernemers van Oppenhuizen en Uitwellingerga toevallen. De gevraagde vergunningen zouden, zo zij al worden verleend, alleen dienen te worden verleend als (naast Vermillion) door de Staat voldoende garanties zijn gesteld er toe leidend dat alle schade in de zin van artikel 6:95 e.v. Burgerlijk Wetboek (BW) geleden als gevolg van of in verband met de gaswinning in Oppenhuizen vergoed zal worden.

Vermillion

In het kader van de gaswinningsactiviteiten in Oppenhuizen heeft de Stuurgroep in de afgelopen jaren regelmatig overlegd met vertegenwoordigers van Vermillion.  Dat overleg ging aanvankelijk over de voortgang van de werkzaamheden om de huidige winningslocatie gereed te maken en later ook over de plannen van Vermillion die het voorwerp zijn van deze Zienswijze. De sfeer in die gesprekken was goed maar inhoudelijk hebben ze niet veel opgeleverd. De enige concrete resultaten van de gesprekken zijn eigenlijk afspraken over het bouwverkeer bij het gereedmaken van de winningslocatie.

Voor de Stuurgroep was het uitgangspunt bij de besprekingen dat in Oppenhuizen en Uitwellingerga niet een “Groningse” situatie moet ontstaan. In dat kader heeft de Stuurgroep geprobeerd procedureafspraken te maken over hoe om te gaan met eventuele schade. Vermillion heeft categorisch geweigerd zulke afspraken te maken en meegedeeld dat wat haar betreft de Commissie Mijnbouwschade voor de bewoners en ondernemers van Oppenhuizen voldoende waarborgen biedt. De Stuurgroep heeft daarover opgemerkt dat de Commissie Mijnbouwschade de schade als gevolg van de gaswinningsactiviteiten niet vaststelt op de voet van de artikelen 6:95 e.v. BW maar op basis van een eigen (veel) beperkter schadebegrip. Vermillion realiseert zich dat maar heeft ondubbelzinnig laten weten daar geen boodschap aan te hebben. De Stuurgroep heeft daarop het initiatief genomen om een stichting op te richten die de rapporten van de nulmetingen die een groot deel van de onroerend goed eigenaren in Oppenhuizen en Uitwellingerga hebben laten doen via een notarieel depot in bewaring houdt. Vermillion heeft desgevraagd geweigerd op welke wijze dan ook betrokken te zijn bij deze stichting.

Voor de Stuurgroep kwam dit niet als een verrassing. In de gesprekken heeft Vermillion er nooit enige twijfel aan laten bestaan dat zij geen stap verder wil verzetten dan waartoe zij naar haar oordeel juridisch gehouden is. De Stuurgroep heeft zich mede daardoor niet aan de indruk kunnen onttrekken dat Vermillion vooral in gesprek is gegaan met de Stuurgroep omdat het niet voeren van gesprekken uit juridisch oogpunt wellicht niet heel verstandig is. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat het niet gelukt is om zelfs maar een eenvoudig afspraken-protocol met Vermillion te maken. Vermillion heeft aanvankelijk zelf aangedrongen op een dergelijk protocol. Maar toen de Stuurgroep in de zomer van vorig jaar met  een concept voor zo’n protocol kwam bleef het stil. Het stuk -drie pagina’s groot!- was volgens Vermillion te juridisch en vergde nadere studie, zo heette het. De werkelijkheid is waarschijnlijk dat Vermillion er niet voor voelt onverplicht  welke juridisch afdwingbare afspraak dan ook te maken, zelfs geen procedure afspraken.

De Verenigingen onthouden zich van een moreel waardeoordeel over de wijze waarop Vermillion haar zaken doet. Zij hebben begrip -dat is overigens iets anders dan waardering- voor een ondernemer die zo ver gaat als wet en regelgeving toestaan. Maar de conclusie na de vele gesprekken die gevoerd zijn met Vermillion is dat Vermillion zich de belangen van de inwoners en ondernemers van Oppenhuizen en Uitwellingerga niet of nauwelijks aantrekt en niet bereid is wat dan ook te doen om de gerechtvaardigde zorg dat door de gaswinningsactiviteiten ontstane schade niet geheel zal worden vergoed, weg te nemen. Dit gekoppeld aan het feit dat Vermillion een dochteronderneming is van een in het buitenland gevestigde onderneming, maakt dat het aannemelijk is dat indien de gevraagde vergunningen worden verleend op de wijze als verwoord in de Ontwerpbesluiten voor de inwoners en ondernemers in Oppenhuizen en Uitwellingerga zeer aanmerkelijke schade kan ontstaan die in het beste geval slechts ten dele verhaalbaar is. Dat is juridisch en maatschappelijk onaanvaardbaar en de vergunningen zouden niet moeten worden verleend zonder dat voldoende maatregelen zijn getroffen om te bewerkstelligen dat steeds alle schade in de zin van de artikelen 6:95 e.v. BW verhaalbaar is. Als dat voor de stakeholders Staat en Vermillion te duur blijkt, is het kennelijk zo dat de gaswinningsactiviteiten economisch niet rendabel zijn. Dat is een in de Mijnbouwwetwet verankerde reden om de gevraagde vergunningen niet te verlenen.

Mogelijkheden veilig stellen schadeverhaal

Met name in het ondernemingsrecht bestaat ruime ervaring met methodieken om het verhaal van schade veilig te stellen. De Verenigingen realiseren zich dat het misschien op grond van het bestuursrecht niet mogelijk is om al die mogelijkheden te incorporeren in de te verlenen Vergunningen. Maar zonder een adequate voorziening met betrekking tot het verhaal van de schade wordt op civielrechtelijk en bestuursrechtelijk onaanvaardbare wijze inbreuk gemaakt op de belangen en de eigendomsrechten van de door de gaswinningsactiviteiten gelaedeerden waardoor de vergunningen sowieso niet verleend kunnen worden. De vergunningverlener zou daarom met Vermillion en de Staat in overleg kunnen treden over vrijwillig door dezen te aanvaarden regelingen. De in het ondernemingsrecht in dit soort gevallen gewoonlijk gebruikte bankgarantie of escrow-rekening zou bij voorbeeld kunnen worden een betalingsgarantie door de Staat al dan niet in combinatie met een door Vermillion verstrekte bankgarantie. De zekerheid dat een Nederlandse rechter bevoegd blijft om over zaken de gaswinning betreffende te oordelen, ook als Vermillion niet langer bestaat of het land verlaten heeft is een andere kwestie die in zo’n vrijwillig afsprakenkader zou moeten worden geadresseerd net als een bewaarplicht van relevante documenten. Misschien een stap te ver, maar het zou zeker een stuk van de zorg bij de achterbannen van de Verenigingen wegnemen, zou zijn het verstrekken van zogenaamde reliance-letters ten behoeve van alle door de gaswinningsactiviteiten gelaedeerden door de instellingen die de rapporten met betrekking tot de gevolgen van de gaswinning hebben opgesteld. De praktijk -alweer in het ondernemingsrecht- is dat de verplichting om een reliance-letter te tekenen gewoonlijk leidt tot voorzichtiger en daarmee zorgvuldiger rapportage.

Zou het zo zijn dat het niet mogelijk blijkt om op basis van vrijwilligheid afspraken te maken met de Staat en/of Vermillion dan zouden de Vergunningen slechts verleend dienen te worden   indien in overeenstemming met het bepaalde in artikel 46 Mijnbouwwet voldoende zekerheid is gesteld door Vermillion. Die zekerheid zou wat omvang betreft zodanig dienen te zijn dat zij toereikend is om in een worst case scenario een ieder die schade lijdt als gevolg van de gaswinning in Oppenhuizen schadeloos kan worden gesteld. Gelet op het feit dat de schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten zich vaak pas decennia nadat die mijnbouwactiviteiten hebben plaats gevonden manifesteert zou de te stellen zekerheid niet eerder dan 30 jaar na het beëindigen van de gaswinningsactiviteiten mogen worden vrijgegeven. Voor de goede orde wijzen de Verenigingen erop dat in artikel 46 Mijnbouwwet wordt gesproken over “schade” en niet zoals elders inde Mijnbouwwet wel gebeurt over “zaakschade”. Dat betekent dat voor de vaststelling van de omvang van de schade het schadebegrip van artikel 6:95 e.v. BW uitgangspunt is.

In ieder geval zouden de gevraagde vergunningen niet verleend dienen te worden voordat het Waarborgfonds mijnbouwschade als bedoeld in artikel 135 Mijnbouwwet een zodanige omvang heeft dat daaruit steeds alle schade zoals bedoeld in artikel 137 Mijnbouwwet zal kunnen worden voldaan.

Conclusie

Het staat vast dat de Staat een zeer aanmerkelijk budgettair belang heeft bij de gaswinning in Nederland en dus ook bij die in Oppenhuizen. Dat belang is niet nieuw en het werd tot niet zo heel lang geleden in de Nederlandse samenleving breed omarmd. Dat de Staat er heel lang groot gewicht aan heeft toegekend valt hem daarom moeilijk te verwijten. Wel zeer verwijtbaar is dat de Staat er in  de afgelopen halve eeuw aan heeft meegewerkt dat een praktijk is ontstaan waarbij de rechten van burgers op onrechtmatige wijze ondergeschikt zijn gemaakt aan het budgettaire belang van de Staat. Die intens verkeerde praktijk behoort sowieso niet te worden voortgezet, maar die past zeker niet in een tijd waarbij  het winnen van fossiele brandstoffen alleen in uiterste noodzaak behoort plaats te vinden. Dan kunnen mogelijk andere belangen een rol spelen -de Verenigingen zien ze overigens niet- maar het budgettaire belang van de Staat als de belangrijkste winstgerechtigde uit de gaswinningsactiviteiten behoort niet tot de in dezen  te respecteren belangen.

Daarom en ook gelet op het overigens in deze Zienswijze gestelde zijn de Verenigingen van oordeel dat de gevraagde vergunningen niet behoren te worden verleend. Zouden de vergunningen verleend worden, dan zou dat in ieder geval niet moeten gebeuren zonder dat maatregelen zijn getroffen er toe leidend dat alle schade die wordt geleden als gevolg van de gaswinningsactiviteiten verhaalbaar is en blijft en dat steeds de Nederlandse rechter -ook de burgerlijke rechter!- bevoegd blijft om van geschillen kennis te nemen.

Uw reactie op onze zienswijze zien we graag tegemoet

Namens de drie genoemde verenigingen:

Theo Verboom
Leijepoel 2
8625 HT Oppenhuizen

Ontwerpbesluit aanleg 3 diepboringen gaswinning Oppenhuizen

Sinds 2024 wordt gas gewonnen uit het gasveld Oppenhuizen gelegen aan de Eastwei.
Vermilion Energy is voornemens het aantal putten/boringen in 2025 uit te breiden (3).
Hierover vindt overleg plaats met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).
De resultaten van de instemmingsprocedure en de actuele status hiervan worden gepubliceerd op de site www.mijnbouwvergunningen.nl.

Hierna treft u de link aan naar de informatie over het gasveld aan de Eastwei: >>>>>>>>

Het geschikte moment om je huis te laten checken met de warmtebeeldcamera

Deze koudere periode van het jaar is het moment om weer actief te worden met de warmtebeeldcamera. Het is ook de periode dat het in huis minder aangenaam kan zijn, omdat het hier en daar niet lekker aanvoelt. Er is kou of tocht.

Met een warmtebeeldcamera kan je foto’s maken van temperatuurverschillen over een gehele wand van een huis. 

  • Waar zitten de koudste zone’s?
  • Waar bevinden zicht tochtspleten?
  • Waar komt die tochtstroom vandaan?
  • Wat zijn de temperatuurverschillen in één kamer?

Met een warmtebeeldcamera kunnen temperatuurverschillen zichtbaar gemaakt worden, zodat je een goed verbeterplan voor je woning kan maken.

In Uitwellingerga/Oppenhuizen zijn er twee mensen actief met deze camera. Zij maken foto’s en voorzien je van goede adviezen. Je krijgt de beschikking over de gemaakte foto’s van je huis zodat je deze later nog eens kunt bekijken.

Maak een afspraak voor een gratis analyse/bezoek met Alex Coppoolse en Hans Dijkstra: telefoonnummer ​06-30593229.

Afspraken kunnen gemaakt worden in januari en februari.

Wat gebeurt er nu met De Gravinnepoel?

(overgenomen van topentwelonline.nl)
Dit dappere groepje heeft tot 30 september vrijwel dagelijks gezwommen in onze Gravinnepoel, maar het grote publiek is dit jaar weggebleven en waarom?

Volgens de zwemmers is er geen nieuw zand gestort en vonden vooral de kleine kinderen de overvloedige plantengroei eng en haakten ze af. Het toilet kon nauwelijks gebruikt worden, omdat het huisje vaak op slot was. Tevergeefs is er getracht met het bestuur te communiceren.

Het bestuur liet onlangs nog weten dat ze willen stoppen, omdat ze zich zorgen maken over De Gravinnepoel. Pogingen om weer nieuw leven in de zwemlocatie te blazen zijn niet gelukt en zij hopen dat een nieuw bestuur de draad wil oppakken.

Maar ondertussen vraagt de zwemgroep zich nu wel af wat er met De Gravinnepoel gaat gebeuren? Reacties en/of suggesties mogen naar Sonja Ozinga (tel. 06 3193 5231).

Doarpsbelang Top & twel, Bewonersvereniging De Grachten en Ondernemers Vereniging Top & Twel werken samen in de Gascommissie.

Zoals eerder op Top & Twel Online is bericht, is Gaswinbedrijf Vermilion Energy bezig met de voorbereidingen voor het aanleggen van een gasleiding tussen de gaswinlocaties Oppenhuizen en Boazum. Met de aanleg zal in augustus worden gestart en in de eerste maanden van 2024 zal gestart worden met de gaswinning.

In het verleden is op uitgebreide schaal bezwaar aangetekend tegen het voornemen van Vermilion om bij Oppenhuizen gas te gaan winnen vanwege het veronderstelde gevaar van bodemdaling of aardbevingen. Naar het oordeel van de Raad van State waren de bezwaren en beroepen echter ongegrond en daarmee de vergunning voor gaswinning door Vermilion definitief.

De ongerustheid en zorgen over een goede afloop zijn echter nog steeds aanwezig bij veel dorpsgenoten.

Nadat een kleine afvaardiging van de Bewonersvereniging De Grachten en Doarpsbelang in mei jl. een eerste gesprek had met Vermilion op hun kantoor in Harlingen is besloten onder de vlag van Doarpsbelang Top & Twel een breed gedragen “Gascommissie” in het leven te roepen. Deze commissie heeft als doel eenduidige en heldere communicatie van onze dorpen met Vermilion te verzorgen. Daarbij staan onderwerpen op de agenda als nulmetingen aan woningen en gebouwen, procedures bij eventuele schademeldingen, nakomen van de gemaakte afspraken. De commissie bestaat uit steeds twee leden van Doarpsbelang Top & Twel respectievelijk Bewonersvereniging De Grachten en Ondernemersvereniging Top & Twel.

Binnenkort heeft de Gascommissie in deze samenstelling haar eerste overleg met Vermilion. Op voorhand is de commissie op dit moment bezig een aantal vragen te formuleren die dan aan Vermilion kunnen worden voorgelegd. Als u ook vragen heeft voor Vermilion die door de Gascommissie kunnen worden meegenomen dan vernemen wij dat graag via een email aan doarpsbelangtopentwel@outlook.com.

De commissie houdt u via de pagina van Doarpsbelang op Top&Twel Online op de hoogte van het overleg met Vermilion.

Top & Twel – van Toen naar Toekomst

(overgenomen van topentwelonline.nl)

Wat is jouw toekomst in Top & Twel? Welke voorzieningen hebben wij nodig voor onze dorpen?
Kunt u als senior en kun jij als jongere in het dorp blijven wonen? Hoe ziet leefbaarheid eruit in de toekomst? Hoe gaan we om met energie, natuur, afval en water?

Dit zijn belangrijke vragen, vragen die beantwoord moeten worden. Vragen waar we het met elkaar over moeten hebben.
Al onze wensen en plannen worden vastgelegd in de Dorpsvisie van Top & Twel.

Dorpsvisie
Een Dorpsvisie is een document waarin wij aangeven hoe wij samen denken over de toekomst van onze dorpen. De gemeente maakt gebruik van deze Dorpsvisie in alle beslissingen die genomen worden voor en over onze dorpen. Dit kan dan medebepalend zijn welke investeringen er worden gedaan (o.a. huisvesting, bedrijvigheid en infrastructuur).

De Dorpsvisie is een belangrijk document om verder te werken aan de toekomst van Top en Twel.
De laatste Dorpsvisie van Top & Twel werd geschreven in 2003, het is nu de hoogste tijd om samen, jong en oud, plannen te maken voor de toekomst.

Meedenken en meepraten
Een voorbereidende werkgroep, bestaande uit een samenwerking tussen Doarpsbelang, de Energie-coöperatie en Top en Twel Duurzaam, aangevuld met enthousiaste dorpsbewoners, heeft onder begeleiding van Doarpswurk een enquête voorbereid. Door deze enquête in te vullen kan iedereen, jong en oud, meedenken en zijn of haar mening geven.

U vindt de enquête vanaf 13 april, op topentwelonline of klik op de volgende link: https://forms.office.com/e/Rx3qwXxBgd.

1 2 3 9